Vraag: Hoe zou een Moslim moeten reageren op de vraag waar Allah de Almachtige is, gezien dit een grote verwarring in `Aqīdah is in de Ummah?
Antwoord: In de naam van Allah, de Meest Genadevolle, de Meest Barmhartige,
De kwestie van “Waar is Allah?” is iets waar onder de moslims nooit over is gedebatteerd en nooit een zaak van geschil is gemaakt door de eeuwen heen. Helaas, door de toenemende onwetendheid over ons geloof, verspillen bepaalde Moslims hun kostbare tijd door te discussiëren over kleine en onbelangrijke kwesties, en vergeten zij hun ware verplichtingen en verantwoordelijkheden. Het geloof (`aqīdah) dat iemand moet hebben met betrekking tot zijn Heer en Schepper is dat Allah de Almachtige Eén is, niets zoals Hem is, en niets Hem overmand kan worden, er is geen God naast Hem, en Hij is de Eeuwige zonder een begin en Voortdurende zonder een einde. Hij zal niet vergaan noch tot een einde komen en niets gebeurt behalve wat Hij wil. Geen voorstelling kan Hem voorstellen en geen begrip kan Hem omvatten. Hij is verschillend van ieder geschapen wezen. Allah de Meest Verhevene zegt over Zichzelf in Sūrat al-Shūra:
“Er is niets aan Hem gelijk.”
(Koran 42:11)
En Hij zegt in Sūrat al-Ikhlās:
“En niemand is aan Hem Gelijkwaardig.”
(Koran 112:4)
Vanwege het bovenstaande en andere teksten van de Koran en Sunnah, is één van de voornaamste geloofsovertuiging die een Moslim moet hebben betreffende Allah de Meest Verhevene, dat er geen schepping aan Hem gelijk is. Als Allah beschouwt wordt als hetzelfde of lijkende op of enige eigenschappen heeft van Zijn schepping, dan zou dat ongeloof (kufr) inhouden. Imam Abu Hāmid al-Ghazālī (Moge Allah genadig met hem zijn) verklaart:
“Wie denkt dat Allah een lichaam heeft, gemaakt van organen, hij is dan een afgodsaanbidder … Wie een lichaam aanbidt wordt als een ongelovige beschouwd door de consensus van alle geleerden, de vroege geleerden (salaf) en de latere (muta’akhirūn).”
(iljām al-`awwām `an `ilm al-kalām, p.6-8)
Als iemand gelooft dat er niks gelijk is aan Allah op geen enkele manier, dan is zijn aqīdah juist en is er geen behoefte voor discussies en argumenten. Ik geloof dat er geen Moslim is die echt gelooft dat Allah gelijk is aan Zijn schepping op welke manier dan ook, en dus zouden discussies en argumenten vermeden moeten worden. Ja, als iemand gelooft dat Allah handen, voeten, een gezicht enz. heeft, die vergelijkbaar zijn met Zijn schepping, dan zou deze persoon zonder twijfel buiten de oevers van de Islam treden.
Wat betreft de vraag “waar is Allah?”, allereerst dient het opgemerkt te worden dat dit niet iets is wat iemand gevraagd zal worden op dag van qiyāma. We hebben behoefte aan mensen die echt de basis van de Islam leren, in plaats van dat ze zich bezighouden met deze zaken. Diegenen die discussiëren en ondergang veroorzaken met zulke kwesties zijn normaliter onwetend over de basis van salāh, zakāt, hajj enzovoorts … we moeten echt wakker worden en de realiteit inzien. Ten tweede is de vraag op zichzelf fout. Wij vragen betreft de verblijfplaats van een persoon die in tijd en ruimte leeft. Bijvoorbeeld, ik ben omringd door tijd, in de zin van dat ik leef in tijd, en ik heb een lichaam dat plaats moet opvullen. Allah, Almachtig en Verheven is de Schepper van tijd en plaats. Als wij Hem beperkten tot tijd en plaats, dan zou dit impliceren dat wij Hem vergelijken met Zijn schepping door Hem een lichaam te geven, aangezien plaats beperkt is. Als iemand zou zeggen dat Allah overal is, dan is dit verkeerd, aangezien “overal” beperkt is en ergens eindigt, terwijl Allah niet begrensd is. Op dezelfde manier is het zeggen dat Allah op aarde, in de hemel, op de maan, zon, troon etc. is, ook verkeerd aangezien al deze dingen beperkt zijn en om Allah tot welke geschapen ding dan ook te beperken is kufr. Imam al-Tahāwī (Moge Allah met hem genadig zijn) verklaart in zijn beroemde al-`aqīdat al-tahāwīyya:
“Hij (Allah) is verheven boven de grenzen geplaatst op Hem, of het beperkt zijn, of het hebben van delen of ledematen. Noch is hij beperkt door de zes richtingen zoals geschapen dingen dat zijn.”
(al-`aqīdat al-tahāwīyya, p.9)
Imam al-Nāsāfī (moge Allah genadig met hem zijn) zegt:
“Hij (Allah) is niet een lichaam (jism), noch een atoom (jawhar), noch is Hij gevormd (musawwar), noch begrensd (mahdoed), noch genummerd (ma`doed), noch een gedeeld of verdeeld iets, noch samengesteld (mutarakkab), noch eindigt Hij in Zichzelf. Hij is niet beschreven door wezenlijkheid (al-mahiyya), of door hoedanigheid (al-kayfiyya), noch is hij geplaatst in ruimte (al-makan), en tijd (al-zaman) beïnvloedt Hem niet. Niets lijkt op Hem, dat is om aan te geven dat niets zoals Hem is.”
(Sā`d al-Dīn al-Taftazānī & Najm al-Dīn al-Nāsāfī, sharh al-`aqā’id al-nasafīyya, p.92-97)
Tot slot moet iemand de `aqīdah hebben dat Allah de Meest Verhevene zuiver van ruimte en tijd is. Het is verkeerd om te zeggen dat Hij overal is, en het is ook verkeerd om te geloven dat Hij op iets is, omdat dit allemaal begrensd is terwijl Allah de Almachtige onbegrensd is. We moeten echter geloven dat Zijn kennis alles omvat, en Hij weet, ziet en luistert naar alles.