tafseer Surah tul Baqara 2:170…Imam Abu abdullah al-Qurtubi:
“Dan zeggen zij, ‘Maar wij volgen dat pad waarop wij onze voorvaders aantroffen’”
(Koran, Sūrat al-Baqara 2:170)
De sterke toon van dit vers lijkt op het eerste gezicht het concept van taqlīd, het accepteren van een overgenomen positie zonder deze in twijfel te trekken, uit te dagen. En er zijn nog andere verzen met een soortgelijke implicatie. Maar dit vers en andere zoals deze, zijn verbonden aan wat voor hen kwam. Dat is omdat Allah ons verteld over de onwetendheid van de Arabieren in het oordelen aan de hand van bijgelovige gewoontes betreffende dieren zoals bahīra, sā’iba en wasīla, met als bewijs dat hun (voor)vaders dit deden. En het bevel deze gewoontes te verlaten was geopenbaard door Allah aan Zijn Boodschapper (Allah zegene hem en geve hem vrede).
Maar een groep mensen gelooft dat dit vers taqlīd afkeurt omdat Allah de Almachtige de ongelovigen afkeurt voor het volgen van hun (voor)vaders in onwaarheden en het imiteren van hen in ongeloof en ongehoorzaamheid. Dit klopt betreffende onwaarheden. Maar taqlīd met betrekking tot de waarheid, het is één van de principes van de religie en een bescherming voor de Moslims, waar de leken die niet gekwalificeerd zijn om legale uitspraken te geven over de religie, hun toevlucht in kunnen zoeken. De geleerden verschillen van mening over de toelaatbaarheid van taqlīd in zaken van usūl (basis principes), wat later behandelt zal worden. Maar het is universeel toegestaan in secundaire zaken.
Volgens de geleerden is taqlīd het aannemen van een stelling zonder [het] bewijs [hiervoor te kennen]. Zodoende, iemand die de Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede) accepteert zonder te kijken naar zijn wonderen is en muqallid (iemand die taqlīd praktiseert). Iemand die wel naar zijn wonderen kijkt zou dat niet zijn. Er wordt gezegd dat het geloven in de correctheid van de fatwa’s is van iemand wanneer de correctheid van zijn standpunt [zelf] niet bekend is. Het is afgeleid van de qilāda of halster van de kameel, dat is wanneer er een touw gebonden wordt om zijn nek zodat het overal naartoe geleid kan worden.
Taqlīd is geen middel naar kennis en het bereikt het [de kennis] ook niet, niet in basis principes of secundaire zaken. Dat is de positie van de meerderheid van de intelligente mensen en de geleerden, in tegenstelling tot wat er is overgeleverd van de onwetende Hashwiyya en Tha’alibiyya die beweerden dat taqlīd de enige weg tot het herleiden van de waarheid is en dat het verplicht is, en dat onderzoek en overweging Harām zijn.
De leek is niet bekwaam genoeg om juridische bepalingen vanuit de basisprincipes af te leiden, omdat hij vanwege een te geringe kennis van de dīn niet gekwalificeerd is. Het is daarom verplicht voor hem om de persoon met de meeste kennis in zijn tijd en in zijn land te raadplegen en hem na te vragen over zijn probleem en zijn fatwa te volgen. Dat is omdat Allah zegt:
“Vraagt het dan aan de bezitters van kennis, indien jullie het niet weten.”
(Koran, Sūrat al-Nahl 16:43)
De leek maakt dan gebruik van de ijtihād in het vinden van de meest kennisrijke persoon van zijn mensen in zijn tijd, door hiernaar te zoeken totdat hij tevreden is en de man heeft gevonden waarover de mensen het eens zijn dat hij de persoon met de meeste kennis is. Een geleerde moet ook een geleerde van gelijk niveau navolgen in een geval waarbij hij door zijn eigen onderzoek naar het bewijs de oplossing niet kan vinden. Qādī Abū Bakr en een groep gevestigde geleerden geloofden dit. Ibn `Atiyya zei:
“De gemeenschap is het er over eens dat taqlīd betreffende de geloofsprincipes niet toegestaan is.”
Anderen zeiden dat er een verschil van mening over bestaat, zoals Qādī Abū Bakr ibn al-`Arabī en Abū `Amr `Uthmān ibn Darbās. Ibn Darbās zei in al-intisār:
“Sommigen staan taqlīd betreffende tawhīd toe, maar dit is weerlegd door de woorden van Allah: ‘Wij troffen onze voorvaderen aan in een godsdienst’ (43:23). Hij keurde dus hun imitatie van hun (voor)vaderen en hun niet volgen van de Boodschapper (Allah zegene hem en geve hem vrede) af, en dit is wat de volgers van sektes doen wanneer zij hun leiders imiteren en niet de dīn van Mohammed (Allah zegene hem en geve hem vrede) volgen. Het is een verplichting voor ieder verantwoordelijk persoon om tawhīd en een correct begrip ervan te leren. Dat kan alleen verkregen worden door het Boek en de Sunnah zoals wij duidelijk hebben gemaakt. Allah leidt wie hij wil.”
Ibn Dardās zei ook:
“Veel mensen die sektes volgen zeggen dat diegenen die zich vasthouden aan het Boek en de Sunnah blinde volgelingen zijn. Dit is niet waar. Deze beschuldiging is meer toepasselijk op hen. Hun geleerden zijn minder capabel omdat zij zich houden aan de positie van hun leiders in hun afdwaling van het Boek, de Sunnah van Zijn Boodschapper (Allah zegene hem en geve hem vrede) en de consensus van de metgezellen. Dus zij worden gerekend tot diegene die Allah afkeurt wanneer Hij zegt: ‘Onze Heer, voorwaar, wij gehoorzaamden onze leiders en onze vooraanstaanden …’(33:67)