Ta’ziem= ontzag hebben voor, grootachten, grote respect hebben voor.
Ibadaah= aanbidden
Ibaadah is alleen bestemd voor Allah, want hij is immers de enige Aanbiddenswaardige.
Alles en iedereen buiten hem zijn zijn schepselen en elke fractie van een seconde afhankelijk van Hem. Dit is ook o.a. De betekenis van “Laa ilaaha illalLaahu” (Er is geen god/aanbiddenswaardige behalve Allah.)
Bovendien bevestigt elke mosliem deze geloofsovertuiging dagelijks vele malen in de Gebeden wanneer hij/zij het volgende vers van Soerah Faatihah reciteert: Iyyaaka Na’budu wa Iyyaaka Nasta’ien” (U alleen aanbidden wij en U alleen vragen wij om hulp.)
Allah, de Verhevene, heeft ons verplicht Ta’ziem te hebben en te tonen aan Zijn Profeten, en al Zijn tekenen, waaronder de heilige Ka’bah, de Heilige Quraan etc.
Allah heeft de Boodschapper (Salallahu alaih wasalam) naar de mensheid gestuurd met ook als doel dat wij hem eerbiedigen, ontzag hebben voor hem zoals in het volgende vers wordt geopenbaard:
{Voorzeker, Wij hebben u als getuige/toeziener en gever van blijde tijdingen en als waarschuwer gezonden. Opdat gij, o mensen, in Allah en Zijn Boodschapper moogt geloven, en de Boodschapper hoog houden en eren en Allah’s morgens en ‘s avonds moogt prijzen.} Surah al- Fath, aajat 8,
In ander vers openbaart de Almachtige dat het hebben van ontzag voor hen een teken is van godvruchtigheid.
{Zo zijn het. En wie de tekenen van Allah eert, dan komt dit voort uit de godvruchtigheid der harten.}Surah al hadj, aajat 32
In weer een ander vers waarschuwt de Almachtige degenen die niet genoeg eerbetoon opbrengen jegens de Heilige profeet (Salallahu alaih wassalam) dat al hun goede daden ongeldig worden zonder dat zij het door hebben:
{O gelovigen, verhef uw stemmen niet boven de stem van de Profeet en spreekt niet hardop tot hem, zoals gij hardop tot elkaar spreekt, opdat uw werken niet vruchteloos mogen worden, zonder dat gij het vermoedt.}Surah al-Hudjuraat, aajat 2.
Ook leert Allah, de Verhevene, de gelovige hoe respectvol zij de Profeet dienen aan te spreken:
{Stelt de roep van de Profeet onder u niet gelijk aan uw roep tot elkaar;…} Surah an-Noer, aajat 63.
Voorts verbiedt Allah, de Almachtige, de gelovigen om de heilige Profeet (salallahu alaih wasalam) met zulke woorden aan te spreken die een dubbelzinnige betekenis hebben:
{O gij die gelooft, zegt niet: “Raa’ina”, maar zegt: “Moge de Boodschapper ons aanzien” en luistert van het begin af aan. En voor de ongelovigen is er een pijnlijke straf.} Surah al-Baqarah, aajat 104.
Dus het koesteren van ontzag en het hebben en tonen van grootachting (Ta’ziem) voor de Heilige Profeet (Salallahu alaih wasalam) is verplicht op elke moeslim. Enkele sekten die het niet kunnen hebben dat de status van de Heilige Profeet (Salallahu alaih wasalam) zo verheven is, proberen de moeslims te verbieden om ontzag en grootachting te hebben voor de Profeet (Salallahu alaih waslam). Zij trachten dit te bewerkstellingen door zand in de ogen van de moeslims te strooien door te zeggen dat het koesteren van ontzag voor de Profeet niets anders is dan hem aanbidden. Zo verklaren zij alles wat te maken heeft met het respecteren tot Shirk (iemand anders naast Allah aanbidden.
Ta’ziem is geheel iets anders dan aanbidding. We zullen in het kort de defenitie van beide zaken geven zodat het onderscheid tussen beide duidelijk wordt:
Ibaadah is dat je jezelf uiterst vernedert voor iets of iemand met de overtuiging dat dat een godheid is.
“Ibaadah (Aanbidding) is volgens de definitie van de Sharie’ah uiterste onderwerping en zelfvernedering voor iemand over wie de onderwerper gelooft dat hij goddelijke eigenschappen bezit.”
Indien het tonen van respect niet gepaard gaat met de overtuiging dat degene aan wie men deze respect betoont goddelijke eigenschappen bezit, dan kan deze respectbetuiging nooit een aanbidding zijn.
Enkele voorbeelden:
Allah, de Almachtige, had de engelen opgedragen om Sajdah te doen voor de Profeet Aadam (vrede zij met hem):
{En gedenk toen Wij de engelen bevolen: “ Werpt u neder voor Adam”, toen wierpen zij zich allen neder, behalve Iblies. Hij weigerde en hij was hoogmoedig en behoorde (aldus) tot de Kaafirs} Surah al-Baqarah, aajat 34
Dit terwijl Sadjdah de uiterste vorm van onderwerping is. Toch kan niemand zeggen dat de engelen de Profeet Aadam (vrede zij met hem) hadden aanbeden door deze buiging. Nee, dit noemen we respect, ontzag en grootachting tonen (Ta’ziem).
Een tweede voorbeeld: Ook de broeders van de Profeet Yoesuf (vrede zij met hem) deden de Sadjadah voor hun broer toen ze hem in Egypte herkenden, zoals we in Soerah Yoesuf kunnen lezen:
{Toen zij allen tot Joesuf (Jozef) kwamen, verleende hij zijn ouders plaats bij zich en zeide: “Komt Egypte binnen, zo Allah het wil, in vrede.” En hij liet zijn ouders op de troon zittenen allen wierpen zich voor hem neder. En Jozef zeide: “O mijn vader, dit is de uitlegging van mijn droom van vroeger. Mijn Heer heeft het voorzeker bewaarheid. En Hij is voorzeker genadig jegens mij geweest, toen Hij mij uit de gevangenis verloste en u allen uit het dorp bracht, nadat de Satan tweedracht tussen mij en mijn broeders had gezaaid. Voorzeker, mijn Heer vergemakkelijkt wat Hij wil. Waarlijk, Hij is de Alwetende, de Alwijze.”} Surah Yoesuf, aajat 99,100.
Niemand kan nu zeggen dat de broeders, de profeet Yoesuf (vrede zijn met hem) hadden aanbeden. Nee, dit was slechts eerbetoon en het uiten van grootachting voor hem.
Opmerking: In alle andere Sharie’ats was het toegestaan om grote personen op een respectvolle manier te begroeten door het doen van de Sadjdah. In onze Sharie’ats is dit niet toegestaan. Dit feit is ook bekend bij de sekte die elke vorm van eerbetoon aan de Heilige Profeet (salallahu alaih wasalam) verbieden. Een van hun geestelijke voorvaderen, Ibn Kathier, de leerling van de aartsinnovator en antropomorfist Ibn Taymiyyah, heeft dit feit ook beschereven in zijn Tafsier (Quraanexegese) in Soerah Yoesuf, onder Aayah 100
Conclusie: Ta’ziem betekent dat je ontzag hebt en toont aan iemand of iets met de overtuiging dat dat een dienaar is van Allah en geen godheid is, zoals we hierboven hebben kunnen zien.
Andere voorbeelden van objecten die grootgeacht worden zijn o.a. De Hadjar Aswad (die gekust wordt door de bedevaartgangers, het heilige Huis (Ka’bah) (waaromheen de bedevaartgangers zeven keer circuleren), Moskee, Islamitische boeken, Profeten etc.
Nog een laatste voorbeeld:
Als we kijken naar een soldaat die vol ontzag en respect met gevouwen handen voor zijn generaal staat, dan zien we dat er qua uiterlijk geen verschil is met hem en iemand die het zich in de staande houding bevindt tijdens het Gebed. Maar toch zal niemand kunnen zeggen dat de soldaat zijn generaal aan het aanbidden is omdat hij met gevouwen handen vol ontzag daar staat, al zou hij daar urenlang staan. Maar tegerlijkertijd zien we dat het wel correct is als we degene die het Gebed verricht (en zich in deze zelfde houding bevindt, al is het maar voor slechts een minuutje), beschouwen als iemand die aan het aanbidden is.
Hieruit wordt het duidelijk dat het tonen van grootachting alleen dan onder de defenitie van aanbidding valt, wanneer dat gepaard gaat met de overtuiging dat degene aan wie men deze grootachting toont, (a) een goddelijkheid is, (b) goddelijke eigenschappen bezit (zoals het onafhankelijk van Allah iets kunnen) of (c) het waard is aanbeden te worden.
En indien deze uiting van grootachting voor iemand niet gepaard gaat met deze overtuiging, dan kan dat nooit worden beschouwd als aanbidding, want anders zouden alle engelen en de broeders van de Profeet Yoesuf (vrede zij met hem) etc. (ma’aadhalLaah!) “Shirk” hebben gepleegd, (vrij zijn zij daarvan!!).