Het Lot van niet-Moslims
Sommige hedendaagse schrijvers, beïnvloed door de werken van Guenon en Schuon, lijken de universele geldigheid van alle religies te wensen tegen iedere prijs. Zo schrijven zij het zelfs toe aan Meesters als Muhiyuddīn Ibn `Arabī of Amīr `Abdul Qādir.
De reden hiervoor lijkt de emotionele onaanvaardbaarheid dat volgers van andere religies in de hel zouden belanden. Waar is de genade? Zou Allah (Hoog en Verheven is Hij!) iemand naar het hellevuur sturen slechts omdat deze een godsdienst anders dan de Islam aanhangt? Deze vraag wordt door de traditionele Islam op twee manieren beantwoordt.
(1) Er zijn bepaalde volkeren die door de boodschap van de Profeet van de Islam (Allah zegene hem en geve hem vrede), namelijk dat we enkel de Ene God moeten aanbidden en niets anders met Hem mogen associëren, niet zijn bereikt. Deze mensen zijn onschuldig, en zij zullen niet gestraft worden wat zij ook doen. Allah (Hoog en Verheven is Hij!) zegt in Sūrat al-Isrā:
“En Wij bestraffen niet voordat Wij een Boodschapper hebben gestuurd.”
(Koran, Sūrat al-Isrā 17:15)
Hiertoe behoren bijvoorbeeld Christenen en anderen die in de periode leefden nadat de mythe over Jezus’ godheid zich verspreidde, totdat de Profeet Mohammed (Allah zegene hem en geve hem vrede) kwam en de boodschap van het zuivere monotheïsme vernieuwde.
De grote Islamitische geleerde Imam al-Ghazālī, rekent onder deze categorie ook diegenen die enkel met een verdraaid beeld van de Boodschapper van de Islam (Allah zegene hem en geve hem vrede) zijn bereikt. Vermoedelijk zijn hier vele mensen in het Westen van vandaag de dag bij inbegrepen die niets over de godsdienst weten anders dan de verhalen in de kranten over Ayatollahs en krankzinnige Moslims die zelfmoordaanslagen plegen. Zijn dit soort mensen capabel om te geloven? Volgens Imam al-Ghazālī worden dergelijke mensen geëxcuseerd tot het moment dat ze de mogelijkheid krijgen om de ware Islam te leren kennen. Dit verandert natuurlijk niets aan onze eigen verplichting als Moslims om hen met da`wa te bereiken.
(2) Een tweede groep mensen bestaat uit diegenen die zich afkeren van Allah’s goddelijke boodschap van de Islam en het gebod Hem alleen te aanbidden verwerpen; of zij dit nu doen uit het blind navolgen van het geloof van hun voorvaderen, of om een ander reden. Dit zijn de mensen naar wie Allah (Hoog en Verheven is Hij!) een Profetische Boodschapper heeft gestuurd, en die met Zijn boodschap bereikt zijn. Hij heeft hen gehoor en intelligentie gegeven waarmee zij Zijn boodschap kunnen begrijpen, maar na dit alles blijven zij vasthouden aan het gelijkstellen van anderen met Allah, of door daadwerkelijk iemand anders naast Allah te aanbidden, of door de wetten die Zijn Boodschapper heeft gebracht te verwerpen waardoor zij hun eigen gebruiken gelijk te stellen met Zijn gebod om aanbeden te worden zoals Hij het beveelt.
Deze mensen hebben de rechten van Allah overtreden, en zij hebben geaccepteerd om naar de hel te gaan. En dit is precies datgene waar Zijn Boodschappers hen voor hebben gewaarschuwd, dus zij hebben geen excuus:
“Voorwaar, Allah vergeeft niet dat aan Hem deelgenoten toegekend worden, maar Hij vergeeft daarnaast alles, aan wie Hij wil.”
(Koran, Sūrat al-Nisā 4:48)
In welk geval dan ook, de genade van Allah bestaat; hoewel het voor niet-Moslims die niet door de boodschap zijn bereikt een kwestie van goddelijke amnestie voor hun onwetendheid is, en niet een bevestiging van de geldigheid van hun religie. Het is verstandig het verschil te weten tussen beide gevallen, gezien iemands eeuwige lot daarvan afhangt.