De Fundamenten van de Traditionele Geloofsleer
In de naam van Allah, de meest Barmhartige, de meest Genadevolle
Alle lof is aan Allah, de Veroorzaker, de Herhaler, de Verrichter van wat Hij wil, de Bezitter van de Glorieuze Troon en de Machtige Greep, De Ene die Leiding geeft aan de besten der alle dienaren naar de Geleide Benadering en het Rechte Pad, De Ene die hun eert met zegeningen na de getuigenis van de éénheid van Allah door hun geloof veilig te stellen van de duisternissen der zaken die twijfel en fluctuaties veroorzaken, De Ene die hen leidt naar het volgen van Zijn Boodschapper ‘De Gekozene’ (Allah zegene hem en geve hem vrede) en tot het treden in de voetstappen van zijn meest edele Metgezellen die de eminente eer van degenen die geholpen en geleid zijn is toegekend, De Enige die zich bij hen manifesteert in Zijn wezen en Zijn handelingen met Zijn schone beschrijvingen die niemand kan bevatten behalve hij die aandachtig luistert en getuigt, De Enige die hen het feit laat beseffen dat Hij, in Zijn Wezen, één is zonder een deelgenoot, uniek zonder een gelijkenis, permanent zonder tegenstelling, individueel zonder rivaal, en dat Hij één is en aloud ondanks dat Hij niet het eerste is van wat [voor iets] dan ook, oneindig zonder een begin, onophoudelijk in het bestaan zonder de laatste te zijn van wat [voor iets] dan ook, voor altijd zonder einde, op Zichzelf Bestaand zonder onderbreking, Aanhoudend zonder verstrijking. Hij is altijd en zal altijd beschreven worden met de eigenschappen van majesteitelijkheid. Het zal voor Hem nooit voorbestemd worden om te eindigen of [Zich] op te delen door het verstrijken van oneindige tijd en het eindigen van levensduur. In plaats daarvan is Hij de Eerste, De Laatste, De Open en De Verborgene. En Zijn kennis omvat alles.
[Zuiver]
Hij is geen samengesteld lichaam van materie, noch een ondeelbaar lichaam beperkt door bereik en begrenzing.
Hij is niet zoals fysieke lichamen, niet in bereik noch in de kwetsbaarheid van verdeeldheid.
Hij is geen ondeelbaar lichaam, en ondeelbare lichamen nemen geen plaats in Hem. En Hij is geen ongeluk, noch nemen ongelukken plaats in Hem. In plaats daarvan, is Hij niet zoals wat dan ook in het bestaan. En niets in het bestaan is gelijk aan Hem. Er is niets zoals Hij. En Hij is niet zoals wat dan ook.
Meting kan Hem niet definiëren. Locaties kunnen Hem niet omvatten. De richtingen omringen Hem niet. Noch omvatten de hemelen en de aarden Hem.
Hij is bestegen over de Troon op de manier die Hij zei en met de betekenis die Hij bedoelde, een manier van bestijgen die vrij is van fysiek contact, vestiging, gezeteldheid, belichaming en het veranderen van locatie. De Troon draagt Hem niet. In plaats daarvan worden de Troon en haar dragers gedragen door de subtiliteit van Zijn Macht en beheerst door Zijn Grip. Hij is boven de Troon en de Hemel, boven alles tot en met de diepste Aardbodem, een manier van “boven zijn” die Hem niet dichterbij de Troon en Hemel brengt, net zoals dat het Hem niet verder weg van de Aarde en de grond brengt. In plaats daarvan is Hij in status verheven boven de Troon en de Hemel, net zoals Hij verheven is in status boven de Aarde en de grond. En ondanks dat is Hij dichtbij alles in het bestaan. Hij is dichterbij de dienaar dan de halsslagader , en Hij is getuige over alles op een wijze dat Zijn dichtbijzijn niet is zoals het dichtbijzijn van fysieke objecten, net zoals dat Zijn Wezen niet is zoals het wezen van fysieke objecten.
Hij neemt in niets ruimte in beslag, en niets neemt in Hem ruimte in beslag.
Verheven is Hij over dat er plaatsen zouden zijn die Hem bevatten, net zoals dat Hij te Verheven is om beperkt te zijn door tijdrestricties. In plaats daarvan, was Hij er voordat Hij tijd en plaats geschapen had. En nu is Hij nog steeds op hetgeen waar Hij toen op was.
Hij is in Zijn Wezen gescheiden van Zijn schepping met Zijn Eigenschappen. Niets anders dan Hijzelf is in Zijn Wezen. En Zijn Wezen is niet in iemand anders dan in Hem. Hij is vrij van verandering en het veranderen van locatie. Dingen die ontstaan uit het niet bestaande vinden geen plaats in Hem, en ongelukken treffen Hem niet. In plaats daarvan is Hij onophoudelijk in de Eigenschappen van Zijn Majesteitelijkheid en onschuldig van het eindigen, en in de Eigenschappen van Zijn Perfectie zonder behoeftig te zijn aan meer toevoegingen aan Zijn Perfecte Staat.
Hij is in Zijn Wezen te erkennen door het redeneren, Hij is in Zijn Wezen te aanschouwen met de ogen als een gunst van Hem en een vriendelijke daad aan de rechtvaardigen in de Eeuwige Verblijfplaats, en als een vervolmaking van de gelukzaligheid door [hen te zegenen met] het aanschouwen van Zijn Nobele Gezicht.
[Leven en Macht]
Hij (Hoog en Verheven is Hij!) is Levend, Krachtig, Almachtig, Beheersend. Nalatigheid noch machteloosheid treft Hem. Sluimer noch slaap treft Hem. En ondergang noch dood overkomt Hem.
Hij is de Bezitter van de Wereldse en Hemelse koninkrijken, en van Machtige en Trotse Grootheid. Tot Hem behoort de autoriteit, onderwerping, de schepping en het bevel. De Hemelen zijn allen gesloten in Zijn Hand. En alle schepselen zijn onderworpen aan Zijn Grip.
In schepping en uitvinding is Hij niet geholpen, en Hij is de Enige uitvoerder van schepping en vernieuwing. Hij schiep de schepping en hun daden. Hij bepaalde de maatstaf van hun voedsel en hun levensduur. Niets ontsnapt aan Zijn Grip. En het besturen van alle zaken glijdt niet weg uit Zijn Macht. Zaken in Zijn capaciteit van het verrichten zijn ontelbaar. En de zaken bekend bij Hem zijn grenzeloos.
[Kennis]
Hij heeft kennis over alle zaken, allesomvattend van wat gebeurt tussen de aarden en de hoogste hemelen.
Hij is Alwetend. Iets dat slechts het gewicht van een mosterdzaadje heeft dat zich in de aarde of hemel bevindt ontgaat niet aan Zijn kennis. Sterker nog, Hij weet zelfs over het kruipen van een zwarte mier op een rotsblok in de donkere nacht. En Hij neemt de bewegingen van de atomen in de lucht waar. En Hij weet over hetgeen dat geheim gehouden wordt en over het verborgene. En Hij is op de hoogte van de aanduidingen in het hart, de manoeuvres van de gedachten, en van de verborgen geheimen met een Eeuwige Kennis zonder begin waarmee Hij altijd in Eeuwigheid is gekenmerkt, niet met vernieuwde kennis dat geschiedt in Zijn Wezen door plaatsvinding of verplaatsing.
[Wil]
Hij (Hoog en Verheven is Hij!) wilt alle zaken die gebeuren en regelt alle zaken die ontstaan. Dus niets, weinig of veel, klein of groot, goed of slecht, profijtvol of schadelijk, geloof of ongeloof, kennis of onwetendheid, winst of verlies, toename of afname, gehoorzaamheid of ongehoorzaamheid, [niets] vindt plaats zonder Zijn Voorkennis, Voorbeschikking, Wijsheid en Wil. Dus wat Hij wilt gebeurt en wat Hij niet wilt gebeurt niet. Een vluchtige blik noch een onverwachte gedachte is buiten Zijn Wil. In plaats daarvan is Hij de Beginner en de Herhaler, de uitvoerder van wat Hij wilt. Niemand kan Zijn Oordeel terugdraaien. Niemand kan wat Hij voorgeschreven heeft wijzigen. En de dienaar vindt geen uitweg van het ongehoorzaam zijn aan Hem behalve met Zijn Leiding naar gehoorzaamheid en genade. En de dienaar bezit niet over de macht om Hem te gehoorzamen behalve met Zijn Wil en Wens. Dus al zou de gehele mensheid, jinn, engelen en duivels samenkomen om één atoompje in het universum te laten bewegen of te laten stoppen met het bewegen zonder Zijn Wens en Wil, dan zouden zij daartoe niet in staat zijn.
Zijn Wil staat met Zijn Wezen in de totaliteit van Zijn Eigenschappen. Hij is altijd op die manier beschreven, als in het bezit hebbende, als Diegene die in de voor-eeuwigheid het bestaan van zaken wenste in de respectievelijke tijden die Hij [ervoor] bepaald had. Vervolgens ontstonden zij in hun tijden zoals Hij gewild had in Zijn voor-eeuwigheid, zonder dat iets [voor Hem] ervoor of erna leek [plaats te vinden].
In plaats daarvan gebeurden zij volgens Zijn Kennis en Wil zonder vervanging of wijziging [van welke plan dan ook]. Hij beheerde de zaken niet met de opeenvolging van de ene gedachte na de andere, en niet met de afweging van tijd. Daarom weerhoudt het bezig zijn met de ene zaak Hem niet van [het bezig zijn met] de andere zaak.
[Horen en Zien]
Hij (Hoog en Verheven is Hij) is Alhorend en Alziend. Hij hoort en ziet. Niets dat gehoord kan worden, hoe subtiel dan ook, ontsnapt aan Zijn Gehoor. En niets dat gezien kan worden, hoe minutieus dan ook, is verscholen van Zijn Zicht. Afstand belemmerd Zijn Gehoor niet. En duisternis weert Zijn zicht niet af. Hij ziet zonder een pupil of oogleden. En Hij hoort zonder oorkanalen of oren. Zo ook weet Hij zonder hart, grijpt Hij zonder ledemaat en creëert Hij zonder hulpmiddel. Omdat Zijn Eigenschappen niet lijken op de Eigenschappen van de schepping. Evenzo, Zijn Wezen lijkt niet op het wezen van de schepping.
[Spraak]
Hij (Hoog en Verheven is Hij!) Spreekt, Beveelt, Verbiedt, Belooft en Waarschuwt met een beginloos eeuwige Spraak staand met Zijn Wezen. Het lijkt niet op het spreken van de schepping. Dus is het geen stem die geuit wordt door het vrijkomen van lucht of door trillingen van stembanden. En ook niet een stem die ten einde komt door het stoppen met het bewegen van de lippen of een tong. De Qur’ān, de Torah, het Evangelie en de Psalmen zijn Zijn Boeken geopenbaard aan Zijn Boodschappers (vrede zij met hen). En de Qur’ān wordt gereciteerd met de tong, en opgeschreven en bewaard in de harten. Ondanks dit alles is het een ongeschapen Boek dat staat met het Wezen van Allah de Verhevene. Het is niet onderhevig aan afscheiding en inmenging doordat het naar de geschreven bladzijden en harten wordt verplaatst.
Mozes (vrede zij met hem) hoorde het spreken van Allah zonder geluid en zonder schrift, net zoals de toegewijde het Wezen van Allah de Verhevene in het hiernamaals zal zien als iets anders dan een materieel lichaam of ongeluk.
En omdat Hij beschikt over dergelijke Eigenschappen, is Hij Levend, Wetend, Machtig, Willig, Horend, Ziend, Sprekend, met Leven, Kracht, Kennis, Wil, Gehoor, Zicht en Spraak, niet slechts bij de essentie.
[Handelingen]
Er is niets dat bestaat behalve Hij, behalve dat het voortkomt uit het onbestaande door Zijn Handeling, en [het] is een overvloed van Zijn Rechtvaardigheid, in de beste, meest perfecte, meest complete en meest rechtvaardige wijze.
Hij is de Alwijze in Zijn Handelingen en rechtvaardig in Zijn Geboden. Zijn Rechtvaardigheid moet niet begrepen worden zoals de rechtvaardigheid van de dienaren, aangezien onrechtvaardigheid door de dienaren begrepen wordt als het betreden van het domein van een ander, terwijl onrechtvaardigheid niet van toepassing is op Allah de Verhevene. Want voorwaar, Hij betreedt het domein van een ander niet op een wijze die Zijn betreden onrechtvaardig maakt. Daar alles, de mensheid, de jinn, de engelen, de duivels, de hemelen, de aarden, de planten, de levenloze dingen, de materiele objecten, de ongelukken, de zaken waargenomen met het verstand en met de zintuigen. [alles] behalve Hijzelf, is voortgekomen uit het onbestaande. Hij schiep het met Zijn Macht uit het onbestaande en bracht het tot leven nadat het niets was, terwijl Hij [Zelf] in de voor-eeuwigheid bestond op Zichzelf, en er was geen ander met Hem. Vervolgens bracht hij de schepping voort als een manifestatie van Zijn Macht, een realisatie van Zijn voorafgaande Intentie en omwille van de waarheid van Zijn Woord in de voor-eeuwigheid, niet omdat Hij er behoefte aan had of de nood had het te doen.
Hij (Hoog en Verheven is Hij!) schenkt de gunst van de schepping, uitvinding en wettige verplichting niet uit plicht ten opzichte van Zichzelf. Hij voorziet van overvloedige zegeningen en genezing niet omdat Hij daartoe verplicht is. Tot Hem behoren de gunsten, de genezingen, de zegeningen en het laten neerdalen van goedheid aangezien Hij in staat was tot het laten neerdalen van allerlei soorten straffen en beproevingen met verschillende vormen van kwelling en leed op Zijn dienaren. En zou Hij dat doen, dan zou het rechtvaardig zijn van Hem. En het zou niet iets walgelijks zijn of een onrechtvaardige handeling.
Hij (Hoog en Verheven is Hij!) beloont Zijn gelovige dienaren voor gehoorzame handelingen krachtens de vrijgevigheid en de belofte. Niet vanwege het recht [van hen] erop of omdat Hij het verplicht is, niets is verplicht voor Hem ten opzichte van wie dan ook. En Hij is niet onrechtvaardig. En niemands recht is verplicht voor Hem. Zijn Recht tot het gehoorzaam verrichten van handelingen is verplicht voor de schepping middels het redeneren over Hem, wat het verplicht maakt op de tongen van Zijn profeten (vrede zij met hen), niet slechts door de rede. Hij zond immers de Boodschappers en bewees hun waarachtigheid middels wonderen. En zij verspreiden Zijn Bevel, Zijn Verbod, Zijn Belofte en Zijn Waarschuwing. Vervolgens was het verplicht voor de schepping om te getuigen van hetgeen zij mee kwamen.
[Betekenis van de Tweede Getuigenis:
Het Getuigen dat de Boodschapper een Heilige Boodschapper is]
Hij stuurde de ongeletterde Profeet van de Qur’aysh, Mohammed (Allah zegene hem en geve hem vrede), met Zijn boodschap naar alle Arabieren, niet-Arabieren, de Jinn en de mensheid. En met zijn goddelijk geopenbaarde Wet (Sharī`ah) heeft hij alle andere goddelijk geopenbaarde wetten ontbonden behalve hetgeen wat hij ervan bevestigde. En Hij begunstigde hem met superioriteit boven alle Profeten, en maakte hem de Meester van de schepping, en Hij verwierp de perfecte staat van geloof met de getuigenis “Er is geen god behalve Allah” zolang de getuigenis van “Mohammed is de Boodschapper van Allah” er niet mee gepaard gaat. Vervolgens verplichte Hij de schepping om te getuigen van zijn waarachtigheid met betrekking tot alle zaken van het wereldse en het hiernamaals.
Hij zal het geloof van geen enkele dienaar aanvaarden totdat deze gelooft in hetgeen hij bericht heeft over wat er na de dood te wachten staat. Allereerst is er de ondervraging van Munkar en Nakīr. En zij zijn twee angstaanjagende en angstwekkende individuen die de dienaar met ziel en lichaam rechtop zullen laten zitten in zijn graf, en hem vervolgens vragen over de eenheid van Allah en de status van de Boodschapper van Allah. Zij zullen zeggen: “Wie is jouw Heer? Wat is jouw geloof? En wie is jouw Profeet?” En zij zijn de twee Verstoorders van het graf (fattān al-qabr). En hun ondervraging is de eerste beproeving na de dood.
Men dient te geloven in de bestraffing van het graf en dat het echt is. En het besluit over het lichaam en de ziel is rechtvaardigheid zoals het Hem behaagd.
Men dient te geloven in de weegschaal bestaande uit twee platen en een tong. En haar beschrijving wat betreft reusachtigheid is vergelijkbaar met dat van de Hemelen en de Aarde. De daden worden er in gewogen met de Macht van Allah (Hoog en Verheven is Hij!). En de schaal zal op die dag gelijk zijn aan het gewicht van atomen of mosterdzaden om volledig rechtvaardigheid te verwezenlijken. En de registerboeken van goede daden zullen geplaatst worden in een mooie vorm in de plaat van ‘licht’. En de weegschaal zal bij het wegen zakken volgens de Visie van Allah en door Zijn genade. En de registerboeken van slechte daden zullen geplaatst worden in een lelijke vorm in de plaat van ‘duisternis’. Dan zal de weegschaal licht worden in gewicht door Allah’s Rechtvaardigheid.
Men dient te geloven in de sirāt. Het is een brug die zich uitreikt over het achterste van de Hel, scherper dan een zwaard en dunner dan een haar. De voeten van de ongelovigen erop glijden uit door het besluit van Allah (Hoog en Verheven is Hij!), en het doet hen in het vuur vallen. Maar de voeten van de gelovigen zullen er stevig op geplaatst worden door Allah’s Genade. Zij zullen geleid worden naar de Eeuwige verblijfplaats.
Men dient te geloven in de Fontein (hawd) die bezocht wordt om eruit drinken, de Poel van Mohammed (Allah zegene hem en geve hem vrede). De gelovigen drinken ervan voordat ze de Tuin binnentreden en nadat ze de Brug gepasseerd zijn. Wie er één slok van drinkt zal nooit meer dorstig zijn. Haar breedte is [gelijk aan] een maand reizen. Haar water is witter dan karnemelk en zoeter dan honing. Rondom haar staan kannen zoveel als de sterren in de hemel. In haar bevinden zich twee goten die erin gieten vanuit de kawthar (paradijselijke rivier van overvloed).
Men dient te geloven in de Dag des Oordeels en in de ongelijkheid tussen de mensen op die dag. Sommigen zullen ondervraagd worden, anderen zullen vrijgesteld worden van ondervraging en weer anderen zullen het Paradijs binnentreden zonder enige afrekening. Zij zijn degenen die Allah’s nabijheid hebben gevonden (al-muqarrabūn). Dan zal Allah (Hoog en Verheven is Hij!) wie Hij wil van de Profeten ondervragen over het overbrengen van de Boodschap, en [Hij zal] wie Hij wil van de ongelovigen ondervragen over het verloochenen van de Boodschappers. En Hij zal de ketters vragen over de Sunnah. En Hij zal de Moslims vragen over hun daden.
Men dient te geloven in de Verwijdering van degenen die enkel en alleen Allah aanbidden (al-muwahhidūn) van het Vuur na het volbrengen van de vergelding totdat geen enkel persoon die alleen Allah aanbidt nog in het Vuur overblijft door Allah’s Genade (Hoog en Verheven is Hij!). Dus niemand die enkel Allah aanbidt zal eeuwig in het Vuur verblijven.
Men dient te geloven in de bemiddeling van de Profeten, vervolgens de geleerden, dan de martelaren en daarna de [gewone] gelovigen naar hun status en rang bij Allah (Hoog en Verheven is Hij!). En de gelovigen die overblijven en geen bemiddelaar hebben worden eruit gehaald door Allah’s Genade (Hoog en Verheven is Hij!). Dus geen gelovige zal eeuwig in het Vuur vertoeven. Sterker nog, iemand die ter grote van een mosterdzaadje aan geloof in zijn hart heeft zal eruit gehaald worden.
Men dient te geloven in de superioriteit en de rang in superioriteit van de Metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen allen) van de Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede).
Men dient te geloven dat de beste van de mensen na de Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede) Abū Bakr is, daarna `Umar, daarna `Uthmān en daarna `Alī (moge Allah tevreden zijn met hen allen).
Men dient goed te denken over alle Metgezellen en hen te prijzen, net zoals Allah (Hoog en Verheven is Hij!) en Zijn Boodschapper (Allah zegene hem en geve hem vrede) hen allen geprezen hebben.
Dit alles is afkomstig van hetgeen dat vermeldt staat in de overleveringen en ketens getuigen dit. Dus een ieder die in alles ervan gelooft en er zeker van is behoort tot de Mensen van de Waarheid en tot het Volk van de Sunnah. Hij is verwijderd van de Delegatie van Valsheid en de Aanhang van Ketterij.
Dus vragen wij Allah naar de perfecte staat van zekerheid en de goede staat van standvastigheid voor ons en voor alle Moslims bij Zijn genade. Voorwaar Hij is de Meest Genadevolle van degenen die genade tonen. En moge Allah onze Meester Mohammed en iedere goddelijk gekozen dienaar zegenen