Het djanaazah-gebed (begrafenisgebed)
Een moslim heeft het recht, dat andere moslims na zijn of haar dood een djanaazah-gebed voor hem of haar verrichten. Het is een ‘fardh kifaajah’ -gebed: als een groep moslims het djanaazah-gebed verricht, vervullen ze daarmee de plicht van alle moslims om voor de overledene te bidden. Moslims die niet aanwezig konden zijn, hebben door deze regel hun plicht toch niet verzaakt. Als van heel de moslimgemeenschap niemand het djanaazah-gebed zou bidden, dan zou heel de gemeenschap schuldig zijn aan nalatigheid van de plichten. Door het djanaazah-gebed te verrichten, behoeden we ons voor de ontevredenheid van Allah, de Heilige en Allerhoogste. De beloning voor het gebed echter, komt alleen voor hen die het bidden. Uit de hadiets blijkt dat Profeet Mohammed (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) sterk de nadruk heeft gelegd op de verrichting van het djanaazah-gebed en dat hij zijn metgezellen aanspoorde om begrafenisceremonies bij te wonen. Elke moslimman hoort zijn best te doen om zijn plicht jegens de overledenen te vervullen.
Vrouwen mogen een djanaazah-gebed meebidden, op voorwaarde dat zij uit het zicht van mannen kunnen staan (bijvoorbeeld in de vrouwenruimte van de moskee). Ze gaan echter niet mee naar de begrafenis zelf.
Het djanaazah-gebed is een gezamenlijk gebed
Opdat er meer beloning uit voortkomt. Het kan in meerdere groepen gebeden worden, maar dan door verschillende mensen.
Voorbereidingen voor het gebed
In het geval dat de overledene een man is, hoort de imaam ter hoogte van het hoofd en de schouders van de overledene te gaan staan; in het geval de overledene een vrouw is, gaat hij ter hoogte van het middel van haar lichaam staan.
Het verschil tussen het djanaazah-gebed en de gewone gebeden
Er is een duidelijk verschil met het gewone gebed, namelijk dat er geen roekoe’, geen sadjdah en geen tasjahhoed is in het djanaazah-gebed. Ook is er geen vastgestelde tijd voor dit gebed. Het wordt alleen maar in de staande positie gebeden. Aan de andere voorwaarden zoals het richten naar de qiblah, soetrah, kleding enz. hoort voldaan te worden zoals in de gewone gebeden.
Hoe verricht je het djanaazah-gebed?
1. Je gaat gericht naar de qiblah staan. De imaam vraagt de moslims om de rijen recht te maken. Er moeten zoveel mogelijk rijen gevormd worden, dat geeft meer beloning.
2. Je hoort de intentie te hebben om het djanaazah-gebed te verrichten. Dit doe je in je hart, zonder woorden, want dit was de gewoonte van de Profeet (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) of zijn metgezellen.
3. De eerste takbier van de takbieratoel ihraam.
Het djanaazah-gebed bestaat uit vier takbiers. De eerste takbier is de takbieratoel ihraam. De imaam zegt ‘Allaahoe Akbar’ en zet zijn handen aan zijn oren, zoals in hoofdstuk vier beschreven. De moslims doen hem na en leggen allen hun handen op hun borst.
Het opzeggen van al-Faatihah:
A’oedzoe bi-Llaahi minasj-sjaithaanir-radjiem.
en dan reciteer je hoofdstuk Al-Faatihah.
Bismillaahir-Rahmaanir-Rahiem Al-hamdoe li-Llaahi Rabbil-‘aalamien. Ar-Rahmaanir-Rahiem. Maaliki jawmid-dien. Ijjaaka na’boedoe wa ijjaaka nasta’ien. Ihdinash-shiraathal-moestaqiem. Shiraathal-ladziena an’amta ‘alaihim. Ghairil-maghdhoebi ‘alaihim wa ladh-dhaallien. Aamien
Sommige mensen zeggen geen Soeratoel-Faatihah in het djanaazah-gebed, maar het is noodzakelijk om het te lezen in elk soort gebed. De Profeet (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) heeft gezegd dat een gebed zonder Faatiha geen waarde heeft.
Talhah ibn ‘Abdoellah ibn ‘Awf (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat hij het djanaazah-gebed achter ‘Abdoellah ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden met hem zijn) bad en Abdoellah ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden met hem zijn) las Soeratoel-Faatihah hardop. Daarna zei hij: “Ik heb het hardop gebeden zodat jullie zullen weten dat het de soennah van Profeet Mohammed (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) is.” (Al-Boekharie)
Deze hadieth is een bewijs dat het reciteren van Soeratoel-Faatihah ook in het djanaazah-gebed noodzakelijk is.
De tweede takbier
Dan hoort de imam de tweede takbier te zeggen en de djamaa’ah (groep) zegt hem na. Het is niet noodzakelijk om de handen op te heffen maar als iemand het wel doet, is het ook goed. Beide manieren zijn aan de Profeet (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) overgeleverd.
Na de tweede takbier
Na de tweede takbier hoor je zegeningen voor de Profeet (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) te vragen, in stilte. Bij voorkeur zeg je de shalaawah, de woorden die je zegt na de tasjahhoed van het gewone gebed.
De derde takbier
Dan zegt de imaam de derde takbier en de djamaa’ah volgt hem. Nu bidt iedereen een persoonlijk gebed voor de overledene. Er kunnen verschillende doe’a’s voor de zielerust van de overledene worden gezegd. Sommigen daarvan zijn hieronder genoemd.
De doe’a voor de overledene
1. Aboe Hoerairah (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat de Boodschapper van Allah (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) het djanaazah-gebed van een moslim bad en hij zei in zijn doe’a (de volgende woorden):
Allaahoemmaghfir lihajjinaa wa majjitinaa, wa sjaahidinaa wa ghaa’ibinaa, wa shaghierinaa wa kabierinaa, wa dzakarinaa wa oentsaanaa, Allaahoemma man ahjaitahoe minnaa, Fa-ahjihi ‘alal-islaami, wa man tawaffaitahoe minnaa, Fa-tawaffahoe ‘alal-iemaani, Allaahoemma laa tahrimnaa adjrahoe wa laa taftinnaa ba’dahoe
Oh Allah, vergeef onze mensen die nog leven en zij die gestorven zijn, vergeef degenen die aanwezig zijn en degenen die afwezig zijn, vergeef onze jongeren en onze ouderen, vergeef onze mannen en onze vrouwen.
Oh Allah, degenen van ons die U in leven wenst te houden, laat hem leven volgens de islam en wie U van ons wenst te laten sterven, laat hem sterven met een sterk geloof.
Oh Allah, ontneem ons niet zijn beloning en breng ons na zijn dood niet in beproeving
(Ahmad, Aboe Dawoed, At-Tirmidzi, Ibn Maadjah)
2. ‘Awf ibn Maalik (moge Allah tevreden met hem zijn) vertelde dat de Boodschapper van Allah (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) het djanaazah-gebed bad en ik hoorde hem de volgende doe’a zeggen en ik leerde het van buiten;
Allaahoemmaghfir lahoe warhamhoe wa‘foe ‘anhoe wa ‘aafihie wa akrim noezoelahoe wa wassi’ moedkhalahoe waghsilhoe bil-maa’ i wats-tsaldji wal-baradi wa naqqihie minal-khathaajaa kamaa joenaqqats-tsawboel-abjadhoe minad-danasi wa abdilhoe daaran khairam-min daarihie wa ahlan khairam-min ahlihie wa zawdjan khairam-min zawdjihie wa adkhilhoel-djannata wa qihie fitnatal-qabri wa ‘adzaaban-naar.
‘Oh Allah, vergeef hem, heb genade met hem, scheld hem kwijt en geef hem succes, geef hem een eerbare neerlating en een ruime verblijfplaats. Was (zijn zonden) van hem af met water, sneeuw en hagel, reinig hem van zijn zonden, zoals een wit kledingstuk gereinigd wordt van vuil.
Vervang zijn huidige verblijfplaats door een betere, vervang zijn huidige familie door een betere, vervang zijn huidige vrouw door een betere.
Laat hem het paradijs binnengaan en red hem van de martelingen van het graf en de straffen van de hel.
(Moeslim)
3. Aboe Hoerairah (moge Allah tevreden met hem zijn) zei dat de Boodschapper van Allah (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) bad en zei:
Allaahoemma Anta Rabboehaa, wa Anta khalaqtahaa, wa Anta razaqtahaa wa Anta hadaitahaa lil-islaam, wa Anta qabadhta roehahaa, wa Anta ‘alamoe bi-sirrihaa wa ‘alaanijjatihaa, dji’naa sjoefa’aa’a faghfir lahoe dzanbahoe.
‘Oh Allah, U bent zijn Heer, U hebt het geschapen, U hebt hem voorziening gegeven en U hebt hem naar de islam geleid en U hebt er zijn ziel uit genomen en U kent het beste zijn geheimen en zijn openlijke daden. Wij zijn gekomen om voorspraak te doen, daarom, vergeef hem.’ (Aboe Dawoed, Ahmad)
Eén ding is duidelijk te zien aan deze drie ahadiets, namelijk, dat elke metgezel die een djanaazah-doe’a overleverde, zei dat hij de Profeet (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) de woorden van de doe’a in het djanaazah-gebed had horen zeggen. Dit is een bewijs dat de Boodschapper van Allah (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) gewend was om het djanaazah-gebed, of op z’n minst de doe’a in het djanaazah-gebed met hoorbare stem te zeggen. Daarom hoeft er geen twijfel over te bestaan of de imam het djanaazahgebed hoorbaar mag doen.
Er zijn nog andere doe’a’s overgeleverd van de Profeet Mohammed (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) en je kunt ze in de hadietsboeken vinden. Al deze doe’a’s kun je samen of apart zeggen. Andere doe’a’s kunnen gezegd worden samen met deze doe’a’s, maar het is beter om vast te houden aan de doe’a’s die de Profeet (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) zelf zei.
Het beëindigen van het djanaazah-gebed, (vierde takbier)
Daarna zegt de imaam de vierde takbier en de djamaa’ah volgt hem. Dan zegt de imaam twee keer ‘As-salaamoe ‘alaikoem wa rahmatoe-Llaahi wa barakaatoehoe’, de ene keer zijn gezicht naar rechts draaiend en de andere keer naar links. De gemeenschap hoort hetzelfde te doen.
Noot: Sommige mensen leggen er veel nadruk op om doe’a’s te zeggen nadat het djanaazah-gebed afgelopen is, maar we konden geen enkele hadiets vinden die dit idee ondersteunt. Het djanaazah-gebed is zo bepaald, dat al de doe’a’s die iemand voor de overledene wil zeggen na de derde takbier gezegd kunnen worden. Dit was het oorspronkelijke gebruik van de Profeet Mohammed (moge Allah’s vrede en zegeningen met hem zijn) en zijn metgezellen.