Imam Ahmad Rida Khan (Rehma Tullah Alaih)
Sharī`ah en Tarīqa zijn geen twee verschillende of tegenovergestelde dingen. Zonder het navolgen van de Sharī`ah kan men Allah niet bereiken. Geopenbaarde Wetgeving is de verzameling van alle bevelen betreffende lichaam en ziel, geest en hart, alle heilige wetenschappen en oneindige kennis. Een gedeelte van de Sharī`ah wordt Tarīqa genoemd. Het bezit zulke unanieme kennis, dat het beslissend is en het laatste woord. Dus alle daden en verrichtingen van de heiligen moeten worden gerechtigd volgens de heilige Sharī`ah. Als zij volledig in overeenstemming zijn met deze Wet, dan zijn ze waarachtig en acceptabel, anders zijn ze veroordeelbaar en onacceptabel.
Het kan niet anders dan dat de Sharī`ah een noodzaak is. Het is het centrum en de omloop. Het is de enige meetstaaf om de waarheid en valsheid te meten. De Sharī`ah betekent het pad en de Sharī`at al-Muhammadiyya betekent het pad, gevolgd door de Heilige Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede) en het is populair en universeel en niet beperkt tot een paar bevelen met betrekking tot het fysieke bestaan van het lichaam. Dit is het pad waar vijf keer per dag voor gebeden wordt in iedere raq`a, zeggend “ihdinā sirāt al-mustaqīm.” Dit pad is het bad van standvastigheid en oprechtheid, het is het pad van de Heilige Profeet Hazrat Mohammed (Allah zegene hem en geve hem vrede). Wij bidden tot Allah dat hij ons standvastig maakt op dit pad.
Zo is de Tarīqa ook een pad, het betekent niet ‘een benadering’. Als de Tarīqa een andere pad zou zijn dan Sharī`ah, dan zou het ons niet helpen om Allah te benaderen, terwijl het aan de andere kant ons kan leiden naar Satan. Deze laatste zou ons kunnen dragen naar de hel in plaats van het paradijs, omdat behalve de Sharī`ah alle andere wegen vals en veroordeelbaar zijn volgens de Heilige Koran. Het is geen misdaad als we geloven dat de Tarīqa hetzelfde pad is als dat de Sharī`ah, en dat het in feite een schitterende deel is hiervan, wat in geen geval ervan gescheiden kan worden.
Iemand die de Tarīqa gescheiden van de Sharī`ah acht te zijn, beschouwt de eerstgenoemde als een gescheiden pad of het pad van Iblīs (Allah verhoede). De Tarīqa is absoluut het pad van Allah en niet het pad van Iblīs. Geen enkel individu dat streng en zeer praktiserend is, en zelfs heilige inspanningen verricht, kan het status halen dat hij vrijgesteld wordt van de geboden en verboden van de Sharī`ah en hij mag zich niet als een losgeslagen paard of kameel gedragen. Allah openbaart in de Koran:
“Geen twijfel op dit rechte pad ontmoet mijn Heer.”
Van het begin van het gedeelte spreekt Allah de Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede) aan, zeggende:
“Dit is Mijn rechte pad (Sharī`ah), dus volg het en accepteer het en volg geen andere wegen omdat ze u zullen scheiden van het pad van Allah.”
De Heilige Koran heeft dus duidelijk gesteld dat de Sharī`ah het enige pad is waarvan de eindbestemming Allah is. Degene die het volgt vordert zich naar Allah toe. Indien iemand een ander pad dan dit volgt, zal hij weggesleept worden van het Pad van Allah.
Wat er ook onthuld wordt in de Tarīqa, het is de genade van het gehoorzamen van de Sharī`ah. Anders, zonder het volgen van de Sharī`ah, werden er ook geweldige dingen onthuld aan mensen zoals kluizenaren, yogi’s en brahmanen. Maar al deze onthullingen leidden hen naar de hel, en zij verdienen een pijnlijke kwelling. De Sūfī aan de andere kant, die zijn wensen en lusten beheerst volgens de Sharī`ah en nooit verleid wordt door zijn eigen verlangens noch door valstrikken van de wellust van het leven, zal nooit de Sharī`ah verwaarlozen.
Onthoudt dat de Sharī`ah voedsel is en de Tarīqa energie. Als iemand stopt met het eten van voedsel, zal hij zeker energie verliezen. De Sharī`ah is net als een spiegel en de Tarīqa is het gezichtsvermogen. Als iemand zijn gezichtsvermogen beschadigt door zijn ogen te verwaarlozen, verliest hij zijn gezichtsvermogen. Iedere tegenspraak met deze overtuiging zal niet door het gezonde verstand geaccepteerd worden. Als het navolgen van de Sharī`ah niet verplicht was, of het was verzuimd of als optie langs de kant gezet kan worden, dan zouden de Sayyid van de Werelden, de Heilige Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede), en Hazrat `Alī (Moge Allah tevreden zijn met hem) het geacht hebben dat het juist zou zijn om de Sharī`ah te verlaten of te verzuimen.
Absoluut niet. Het is het tegengestelde, de nabijheid tot Allah vergroot het vasthouden aan de Sharī`ah. De goede daden van de rechtvaardige mensen zijn groter in aantal dan die van het gewone volk. De mensen die voortreffelijke en verheven ranken genieten in de aanwezigheid van Allah, zal zeker veel goede daden te verrichten. De Heilige Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede), verrichtte de hele nacht vrijwillige gebeden, en was altijd bedroefd en huilde voor het welzijn van de Moslim Ummah. De dagelijkse vijf gebeden waren verplicht voor de Heilige Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede), net als voor iedereen. Hieraan toegevoegd bovendien was ook het gebed vóór de dageraad (tahajjud) verplicht voor hem, terwijl het enkel een Sunnah is voor de Ummah.
Wanneer de Sayyid van de Ta’ifa, Hazrat Junayd al-Baghdādī (Moge Allah tevreden met hem zijn), werd gevraagd over sommige mensen die trots waren vanwege het feit dat, door het volgen van de geboden van de Sharī`ah, zij nu ‘verbonden’ (wāsil) waren en de Sharī`ah niet meer nodig hadden, antwoordde hij:
“Zij vertellen de waarheid, zij zijn nu wāsil, maar aan wat? Aan de hel.”
Hij voegde hier aan toe:
“De dieven en overspelplegers zijn beter dan mensen met zulke geloofsovertuigingen. Al zou ik duizend jaar leven, zal ik niet één van de verplichtingen en noodzakelijkheden beperken, noch zal ik, zonder een excuus van de Sharī`ah, het aantal van nawāfil (vrijwillige gebeden) en mustahabāt (aanbevolen daden) verminderen, welke ik voor mezelf heb vastgelegd. Dus, voor de mensen zijn alle andere wegen behalve de weg van de Heilige Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede) afgesloten.”
Iemand die niet de weg van de Heilige Profeet volgt (Allah zegene hem en geve hem vrede), zal nooit zijn bestemming kunnen bereiken. Het moet in gedachten gehouden worden dat de minachting of het gebrek aan respect voor de Sharī`ah gelijkstaat aan ongeloof. Diegenen die de geleerden van de religie berispen of beledigende taal tegen hen uiten, zullen zeker vernederd ten schande gemaakt worden in het hiernamaals. Diegenen die uit de jurisdictie van de Sharī`ah stappen, zijn ongehoorzaam aan Allah.
Een Sūfī is aan de andere kant rechtvaardig en oprecht in zijn daden. Een oprechte Sunni Moslim die het ware geloof heeft en de geboden van Allah en zijn Heilige Profeet (Moge Allah hem zegenen en vrede schenken) volgt, gelooft daarom dat de geleerden van de Sharī`ah de erfgenamen van de Laatste Heilige Profeet (Moge Allah hem zegenen en vrede schenken) zijn, en dat zij de vaandeldragers van het peloton van de religie zijn, en de bewakers en bewaarders van de wetenschap van de Sharī`ah zijn.
Dus zij achten het respecteren van de geleerden als het eren van de Heilige Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede), wat de ware omloop van de religie is. Dus, degenen die zich nederig en respectvol gedragen tegenover oprechte, waarachtige rechtvaardigen en de mensen die van Allah houden, zijn in de toevlucht naar Allah en zij zijn de Kenners van Allah.
Degenen die de geleerden van de religie als verheven en superieur ten opzichte van zichzelf en vrij van de wereldse ondeugd beschouwen, als zij toevallig iets vinden bij de geleerden dat in tegenstrijd is met de Sharī`ah, dan zouden ze die fouten ruimdenkend moeten overzien en het overlaten aan Allah zodat Hij het rechtzet. Het is de enige open weg voor de ware volgelingen van Soennitische geloofsovertuiging in deze hiervoor genoemde omstandigheden.
Oh Allah, leidt ons allen en maak ons standvastig en sterk in ons geloof en laat ons deze wereld verlaten als perfecte volgelingen van de ware artikelen van het geloof. Amīn, yā Arhām al-Rahīmīn.
Oh Allah, alle lof is aan U en bij U zoeken we voor hulp en er is geen andere kracht nog macht behalve U. U bent Allah, de Verhevene en de Allergrootste. Laat de begroetingen van Allah aan Zijn Vriend zijn, Hazrat Mustafa (Allah zegene hem en geve hem vrede), en aan de vrome leden van zijn gezin en aan al zijn metgezellen.