Vraag: Wat moet onze `Aqīdah (geloofsovertuiging) zijn betreft de mensen die dood zijn? Sommige mensen zeggen dat de Profeten levend zijn in hun graven, is dit waar? Kunt u dit aantonen met bewijzen?
Antwoord:
In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle
Het geloof (`Aqīdah) van de heersende stroming van de Ahlul Sunnah wal-Jamā`ah is dat onze geliefde Boodschapper van Allah (Allah zegene hem en geve hem vrede) en alle andere Profeten levend zijn in hun graven.
Dit leven is lichamelijk en werelds (dunyawiyya), en niet slechts een spirituele (barzakhiyya), als het laatste het geval is voor alle mensen. Zij zijn meestal bezig met het verrichten van de Salāh en het aanbidden van Allah (uit hun eigen keuze en niet als verplichting) en we kunnen hen normaal gesproken niet zien of voelen.
Dit was de `Aqīdah van de Soennitische Moslims door de tijden heen, en er zijn veel Arabische boeken geschreven over dit onderwerp. De nobele Imam al-Suyūtī (moge Allah genadig met hem zijn) heeft een heel werk over dit onderwerp samengesteld genaamd ‘inbā al-azkiya bi-hayāt al-anbiyā’ (Het informeren van de verstandingen betreft het levend zijn van de Profeten) waarin hij vele bewijzen citeert ter ondersteuning van deze geloofsovertuiging. Zo hebben ook andere geleerden zoals Imam al-Bayhaqī, Imam `Abdul Wahhāb al-Sha`rānī en Imam Ibn al-Qayyim in zijn boek ‘al-rūh’(de Ziel) hierover geschreven en bewijzen verzameld ervoor.
Bewijzen dat de Profeten levend blijven in hun Graven:
Er zijn verscheidene bewijzen in de Koran, Hadīth en de uitspraken van de voorgangers dat de Profeten levend blijven na hun dood. Sommige [daarvan] zijn hieronder vermeld:
(1) Allah de Allerhoogste zegt:
وَاسْأَلْ مَنْ أَرْسَلْنَا مِن قَبْلِكَ مِن رُّسُلِنَا أَجَعَلْنَا مِن دُونِ الرَّحْمَٰنِ آلِهَةً يُعْبَدُونَ
“En vraag aan wie Wij vóór jou hebben gezonden van Onze Boodschappers: ‘Hebben Wij naast de Erbarmer goden gemaakt om te aanbidden?’”
(Koran, Sūrat al-Zukhruf 43:45)
Vele exegeten (mufassirs) van de Koran hebben in hun exegeses verklaard dat het levend zijn van de Profeten kan worden bewezen vanuit dit vers. (Zie: durr al-manthur van al-Suyūtī, rūh al-ma`anī door al-Alūsī en anderen).
(2) Allah de Allerhoogste zegt:
وَلَا تَقُولُوا لِمَن يُقْتَلُ فِي سَبِيلِ اللَّهِ أَمْوَاتٌ ۚ بَلْ أَحْيَاءٌ وَلَٰكِن لَّا تَشْعُرُونَ
“En zegt niet over degenen die zijn gedood (gesneuveld) op de Weg van Allah, dat zij dood zijn. Nee, zij leven, maar jullie beseffen het niet.”
(Koran, Sūrat al-Baqara 2:154)
Over dit vers verklaarde de grote Hadīth expert (Hāfiz) Imam Ibn Hajar al-`Asqalānī (moge Allah genadig met hem zijn) in zijn monumentale commentaar van Sahīh al-Bukhārī, ‘fath al-bārī’:
“Als het levend zijn van de martelaren is bewezen vanuit de tekst van de Koran, dan is dit ook bewezen vanuit een analogisch gezichtspunt. En de Profeten zijn superieur aan de martelaren.”
(Fath al-Bārī 6/379)
(3) Sayyidunā Anas ibn Mālik (moge Allah tevreden met hem zijn) overlevert:
“Op de nacht van Isrā ging de Boodschapper van Allah (Allah zegene hem en geve hem vrede) langs het graf van Sayyidunā Mūsā (Allah zegene hem) en zag hem de Salāh verrichten.”
(Opgenomen door Imam Muslim zijn Sahīh, en anderen)
(4) Anas ibn Mālik overlevert dat de Boodschapper van Allah (Allah zegene hem en geve hem vrede) heeft gezegd:
“De Profeten zijn levend in hun graven hun Salāh aan het verrichten”
(Opgenomen door al-Bayhaqī in zijn Hayāt al-Anbiyā en Abū Ya’la in zijn Musnad)
De bovengenoemde Hadīth is authentiek verklaard door vele Hadīth geleerden, waaronder Ibn Hajar al-Haytamī, ` Alī al-Qārī, al-Munawī, al-Shawkānī en anderen.
(5) Aws ibn Aws overlevert dat de Boodschapper van Allah (Allah zegene hem en geve hem vrede) zei: “Stuur mij begroetingen in overvloed op vrijdag, omdat jullie verzonden begroetingen aan mij worden getoond.” De Metgezellen vroegen: “Hoe is het mogelijk dat U onze begroetingen ontvangt als uw lichaam vergaan is?” De Boodschapper van Allah (Allah zegene hem en geve hem vrede) zei: “Waarlijk, Allah heeft het de aarde verboden om de lichamen van Profeten aan te tasten.”
(Opgenomen door Abū Dawūd, al-Nasā’ī, Ibn Majah, al-Daramī en anderen, en authentiek verklaard door velen, waaronder Ibn al-Qayyim)
(6) Sayyidunā Abū Hurayra (moge Allah met hem tevreden zijn) overlevert dat de Boodschapper van Allah (Allah zegene hem en geve hem vrede) zei:
“Niemand van jullie begroet mij zonder dat Allah mijn ziel terugbrengt, opdat ik zijn begroeting beantwoord.”
(Musnad Ahmad, 2/527 en Sunan Abū Dawūd, 1/279)
(7) Anas ibn Mālik overlevert dat de Boodschapper van Allah (Allah zegene hem en geve hem vrede) zei:
“De Profeten worden niet langer dan veertig nachten in hun graven gehouden, maar zij blijven Allah aanbidden totdat op de bazuin wordt geblazen.”
(Sunan al-Bayhaqī)
Vanwege het feit dat er veel overleveringen zijn over het levend zijn van de Profeten (waarvan alleen een aantal hier zijn vermeld als voorbeelden), is Imam al-Suyūtū (moge Allah genadig met hem zijn) van mening dat deze overleveringen het niveau van zekerheid hebben bereikt (tawātur).
(8) De nobele Hadīth meester, Hāfiz ibn Hajar al-`Asqalānī (moge Allah genadig met hem zijn) verklaart:
“De dood zal de gezegende Boodschapper van Allah (Allah zegene hem en geve hem vrede) nooit overkomen in zijn graf. Hij zal eerder in leven blijven, vanwege het feit dat de Profeten levend blijven in hun graven.”
(Fath al-Bārī, 17/22)
(9) Imam al-Subkī (moge Allah genadig met hem zijn) verklaart:
“Het is onze geloofsovertuiging dat de Profeten levend zijn in hun graven.”
(Tabaqat al-Shāfi`iyya al-Kubra, 6/266)
(10) De nobele Hanafī jurist, `Allāmah Ibn `Abidīn (moge Allah genadig met hem zijn) zegt:
“De Profeten zijn levend in hun graven zoals is bewezen in de Hadīth.”
(Rasā’il van Ibn `Abidīn, 2/203)
(11) Imam al-Shawkānī (waar de ‘Selefīs’ normaliter naar verwijzen) overlevert:
“De Profeet (Allah zegene hem en geve hem vrede) is levend in zijn graf, zoals is vastgesteld in de Hadīth, ‘De Profeten zijn levend in hun graven.’”
(Zie: Nayl al-Awtār, 5/101)
(12) Bovendien, één van de grote incidenten die dit bewijzen, is het voorval van Mi’rāj (de Hemelvaart van de Profeet), waar hij veel Profeten ontmoette en met ze converseerde. Hij heeft hun ook voorgeleid in het gebed in de al-Aqsa Moskee.
De bovengenoemde bewijzen vanuit de Koran, Hadīth en de uitspraken van de voorgangers (salaf) zijn voldoende om te bewijzen dat de Profeten levend blijven in hun graven nadat ze van deze wereld heengaan. Er zijn vele andere bewijzen die we hier niet hebben genoemd, uit vrees om onze discussie [nog verder] te verlengen.
Dit is de reden waarom deze `Aqīdah is aangehouden door de heersende stroming van Soennitische geleerden door de eeuwen heen. Het is slechts recent dat sommige mensen bezwaar hebben gemaakt tegen dit standpunt.
Voor meer details over dit onderwerp in het Arabisch kan men verwijzen naar Imam Suyūtī’s ‘al-inbā’ en Imam al-Bayhaqī’s ‘hayāt al-anbiyā’.
En Allah weet het beste.